“FME maakt zich zorgen over het gebrek aan duurzaam daadkrachtige plannen voor de toekomst van Nederland in de Miljoenennota”. Dat stelt Theo Henrar, voorzitter van de ondernemersorganisatie voor de technologische industrie. “In de begroting voor volgend jaar zitten diverse lapmiddelen voor de korte termijn, die best goed uitpakken. Een structurele aanpak voor de grote uitdagingen waar we als samenleving voor staan – zoals de energietransitie en ons toekomstig verdienvermogen – ontbreekt. Ook al is het kabinet demissionair, we kunnen het ons in deze rumoerige geopolitieke tijden niet veroorloven om nu achterover te leunen.”
“Met alleen prijsprikkels krijgen we de energietransitie niet voor elkaar. We hebben groene industriepolitiek nodig.”
Eerder deze maand besloot de Tweede Kamer om moeilijke besluiten niet op de lange baan te schuiven. Het kabinet doet dat wel. Henrar: “Het is goed om te zien dat het kabinet de voorgenomen verhoging van de energiebelasting gedeeltelijk terugdraait. Gelijktijdig missen we een plan om onze industrie echt in staat te stellen om de noodzakelijke overgang naar duurzame energie te maken. Ondernemers moeten met elkaar nog steeds € 500 miljoen extra energiebelasting op gas ophoesten, terwijl het kabinet er nog onvoldoende in slaagt om de stroomnetcapaciteit uit te breiden om echt van gas af te komen. Met alleen prijsprikkels krijgen we de energietransitie niet voor elkaar. We hebben groene industriepolitiek nodig.”
Nederland lijkt te vertragen
Ook in andere opzichten mist een structurele aanpak voor structurele uitdagingen. “Voorgestelde kleine investeringen in techniekonderwijs en praktijkleren zijn nuttig, maar verhullen niet dat er geen geld wordt uitgetrokken voor het Aanvalsplan Techniek. Zonder voldoende technisch geschoolde medewerkers, komt de energietransitie nooit van de grond. En extra geld voor innovatie, zoals verruiming van de WBSO, wordt teniet gedaan door het vooruitschuiven van het Groeifonds. De hele wereld lijkt zich bewust van de noodzaak om nu te versnellen, terwijl Nederland vooral lijkt te vertragen.”