Recent hebben we de stelling gelanceerd “oppervlaktetechnologie is van nature niet natuurlijk”. De reden, als je wilt dat producten zo lang mogelijk meegaan, dan moet je ervoor zorgen dat de natuur er geen grip krijgt op deze producten, en dat vraagt om technologieën die de natuur weerstaan. Ook in dit blad heeft een uitvoering gestaan van dat artikel. Maar uiteraard is de tekst ook opgenomen in diverse andere bladen en online. Immers als je reactie wil, moet je er wel (op zo veel mogelijk plaatsen) om vragen. Overigens mocht u de tekst na willen lezen, dat kan op mijn LinkedIn profiel.
Deze stelling is ingegeven door het feit dat de EU in oktober 2020 de nieuwe chemicaliën strategie heeft gelanceerd. In deze strategie zegt dat de overheid dat ze streeft naar een gifvrije samenleving. Voor onze branche betekent dat mogelijk een ban op SVHC stoffen, waarbij ook al de SC (Substances of Concern) ter discussie staan.
En er is inderdaad, zowel vanuit de branche als vanuit daarbuiten, gereageerd.
Een opmerking was gericht tegen de term “dode” materialen. Uiteraard bedoelde ik daarmee, materialen die niet door een sapstroom worden beschermd tegen invloeden van buitenaf. Denk daarbij aan een boom in relatie tot hout. Een voorstel was om de term “dode materialen” te vervangen door “mens gemaakte” materialen. Ofschoon ik dit een mooie uitdrukking vind, heb ik nog steeds het gevoel dat het niet de lading dekt. Immers een mens zaagt het hout wel, maar maakt het niet. En ook iets dat gemaakt is van aluminium bijvoorbeeld, is wel door de mens gevormd, maar is toch ook een natuurlijk element. Uiteraard zijn suggesties voor een betere term nog steeds welkom.
Maar een meer fundamentele opmerking kwam vanuit de coatings hoek zelf. Immers, er wordt toch gewerkt aan bio-based-coating, en dat wat bio-based is, is toch altijd natuurlijk?
Dit vraagt om wat meer uitleg, want inderdaad is de stelling zwart/wit geponeerd, terwijl er ook nuances zijn.
Het is overigens goed om hier te vermelden dat Vereniging ION initiatieven op het gebied van vervanging en bio-based met groot enthousiasme ondersteund, en daar waar mogelijk zelfs initieert. Als iets beter kan of slimmer kan moeten we dat vooral omarmen. ION wil echter waarschuwen voor al te veel optimisme. Immers we willen ook niet (teveel) van onze verworvenheden, lees welvaart, inleveren.
De definitie van bio-based volgens Wikipedia is “Een bio-based materiaal is een materiaal dat opzettelijk is gemaakt van stoffen die zijn afgeleid van levende organismen”. Volgens de website van de RIVM is de technologie veelbelovend: “Stoffen uit biomassa kunnen in de nabije toekomst de meest schadelijke chemische stoffen vervangen. De Europese Unie wil het gebruik van deze stoffen sterk terugdringen en op termijn mogelijk zelfs verbieden. De overheid wil de productie van veilige alternatieven die bovendien afkomstig zijn uit duurzame grondstoffen stimuleren. Biomassa kan zo’n duurzame bron zijn van bio-based alternatieven”. Hier past volgens ons een nuance. Dat laatste zal waarschijnlijk wel gelden voor de organische chemie, maar er zijn toch wel twijfels of dat ook geldt voor de anorganische chemie. En oppervlaktetechnologie is voor een belangrijk deel anorganisch.
Wellicht zou je eerst de vraag moeten stellen, of alles dat wat de natuur voortbrengt, ook inderdaad goed is voor de wensen die de mens er aan stelt, te weten veilig voor het milieu en ongevaarlijk voor mensen.
Dat is niet zo. Natuurlijk kunnen we uit de natuur leren, want uiteindelijk is de natuur ook chemie. Maar niet alles voldoet aan onze wensen. Om te beginnen bestaat er bijvoorbeeld een schimmel die de naam Poisen Fire Coral heeft. De vruchtlichamen van deze schimmel zijn zeer giftig. Ze maken 8 verschillende toxines die door de huid dringen en die elk afzonderlijk dodelijk zijn. Mocht het argument zijn dat als je er maar vanaf blijft, het niet gevaarlijk is, dan verwijs ik u graag naar de Inland Taipan slang. Het dier is ongeveer 1,5m lang en heeft een LD50 van 10µg/kg. De vriendelijk ogende en bijna verlegen slang kan in ongeveer 30 minuten makkelijk 100 mensen doden. Maar ook dichter bij huis zijn er paddenstoelen en bessen die in het park bij je om de hoek groeien, maar die je beter niet kunt eten. Met andere woorden, ook de natuur maakt chemie die schadelijk is voor mensen, en natuurlijk hoeft dus niet altijd veilig en gezond te zijn.
In presentaties gebruik ik vaak het voorbeeld van water. Water is overal, maar is ook gevaarlijk. Je kunt erin verdrinken als je niet kunt zwemmen en bij een te grote inname is het zo giftig dat het tot de dood kan leiden. Water verbieden of uitfasen is geen optie, maar gelukkig hebben we systemen ingericht waardoor we de risico’s van water zo klein mogelijk maken en er op een verantwoorde manier mee om kunnen gaan. We leren kinderen al op jonge leeftijd zwemmen, hebben goede aanduidingen op plaatsen waar je beter niet kunt zwemmen, hebben badmeesters en strandwachten, en als laatste redmiddel de reddingsbrigade.
Overigens kan het natuurlijk wel dat natuurlijke producten de door de mens gewenste eigenschappen hebben. Maar ook dan zijn nuances op zijn plaats. Wat is chemie en wat is bio-based. Als u het boek “Ode aan de e-nummers” van microbioloog Rosanne Hertzberger leest, dan begint dat boek met een “natuurlijke”, gezonde en voedzame banaan. Een banaan bestaat voor 75% uit water, voor 12% suikers en voor de rest uit ongeveer 60 chemische stoffen waarvan er een tiental zijn die een e-nummer hebben/zijn.
Naar aanleiding van datzelfde boek rijst ook de vraag of iets altijd bio-based moet zijn om “natuurlijk” te zijn. Hier kijken we naar het voorbeeld van de toevoegingen aan ons eten om het langer houdbaar, smakelijker of visueel aantrekkelijker te maken. In haar boek legt Hetzberger uit dat ook e-nummers veelal uit natuurlijke bronnen gehaald kunnen worden en dan toch exact dezelfde chemische samenstelling hebben dan de kunstmatig gemaakte variant uit de fabriek. Toch voelt het voor de consument beter als een etiket vermeldt “uitsluitend natuurlijke toevoegingen”. Nadeel is veelal wel dat toevoegingen voortkomende uit het natuurlijke proces een onttrekking is uit (andere) voedingsmiddelen en daardoor maar beperkt beschikbaar zijn en veel reststoffen overlaten. In deze context kan ook de vraag gesteld worden of bijvoorbeeld bio-based brandstoffen wel zo’n goed alternatief zijn voor gewone brandstoffen als je het beslag op de voedingsmiddelen productie en ontbossing ook meerekent.
Om dat inzichtelijk te maken heeft de VN recent een nieuwe rekentool ontwikkeld. Deze gaat uit van een welvaartsindicator die ook het beslag op de natuur meerekent. Zie hiervoor ook https://vereniging-ion.nl/nieuws/lang-gedaan-alsof-natuur-gratis-vn-komt-nieuw-rekenmodel-welvaartsindicator
Uiteraard zijn er, zoals door de coating wereld werd opgemerkt, ook bio-based coatings, en we moeten vooral ook niet stoppen met het onderzoek ernaar. Maar dat er op korte termijn veilige en voldoende beschikbare alternatieven zijn voor de huidige generatie organische coatings is niet te verwachten. Behalve dat we niet in staat zullen zijn om deze coatings in voldoende mate aan te maken door het gebrek aan grondstoffen, zijn er ook nog de nodige technische obstakels. De technische problemen zitten momenteel vooral nog in de resistentie tegen de (buiten)atmosfeer en ook de hechting van de diverse lagen onderling en de hechting op het substraat is nog niet (voldoende) opgelost.
Natuurlijk werkt (ook) de oppervlakte behandelende branche aan betere prestaties van oppervlakte behandelingen en dat betekent ook beter voor het milieu en indien mogelijk intrinsiek veilig, maar anders in ieder geval veilig voor de producent en de gebruiker. Niet voor niets hanteren we de slogan; vervangen als het kan en autoriseren als het moet en veilig kan. Echter dat betekent dat alternatieven wel beschikbaar en bewezen effectief moeten zijn. Iedereen kan zich aan het eind van de jaren negentig nog wel de omschakeling in de woningbouw naar water gedragen verven voor buitentoepassingen nog wel herinneren. Hele “groene” wijken zijn ermee van een coating voorzien. Deze omschakeling was toen niet succesvol. In de jaren na de oplevering zijn vele huiseigenaren terug overgegaan naar oplosmiddel gedragen verven voor de buitenboel.
Het is ook goed om te beseffen dat het meten van “gevaarlijke” stoffen, of zoals ION liever aangeeft “zorgstoffen”, alleen kan door gebruik te maken van meetapparatuur die voldoende gevoelig zijn om deze stoffen te detecteren. Konden we vroeger slechts op grammen en milligrammen bepalen of een stof aanwezig is, tegenwoordig kunnen we dat op microgrammen en nanogrammen. Deze apparatuur wordt gemaakt door onze maakindustrie en worden dus gemaakt door gebruik te maken van zorgstoffen.
De uitkomsten van deze metingen worden opgeslagen in (het geheugen van) laptops om ze later via een lcd scherm te presentteren aan belanghebbenden en geïnteresseerden. Mogelijk drukken we rapporten af en verspreiden we het nieuws via tv nieuwszenders. Als deze activiteiten worden gefaciliteerd door producten die gemaakt zijn door onze innovatieve maakindustrie, en die dus gebruik maken van chemie, en dus ook van zorgstoffen.
We moeten ons dus realiseren dat het uitfaseren van zorgstoffen zal leiden tot een “terug naar de natuur” situatie. In kleren van natuurlijke (onbehandelde) materialen met een FSC keur houten pijl en boog achter het avondeten aan. Voor sommigen een droom, maar voor de meesten een horror scenario.
Moeten we dan niets doen en gewoon maar doorgaan? Het antwoord is “natuurlijk niet”. We zullen moeten blijven zoeken naar alternatieven die minder “gevaarlijk” zijn voor mens en milieu. Maar we zullen ons ook moeten realiseren dat het gebruik van natuurlijke hulpbronnen en het gebruik van door de mens samengestelde materialen noodzakelijk zijn. Dat moeten we zo duurzaam en zo veilig mogelijk doen. Maar dat kost tijd, dat kost energie, en dat kost vooral veel doorzettingsvermogen. Uiteindelijk zullen we steeds dichter bij de heilige graal komen, maar waarschijnlijk zullen we hem nooit helemaal bereiken.
Tekst: Egbert Stremmelaar – Vereniging ION.