Paul Hoogerkamp is voorzitter van de normcommissie machineveiligheid. Van huis uit is hij mechatronisch ontwerper en hij is al voor het ontstaan van de Machinerichtlijn in 1992 betrokken bij het onderwerp machineveiligheid. Zijn eigen bedrijf op dit gebied is hij inmiddels aan het afbouwen maar hij heeft nog voldoende zijn handen vol aan het voorzitterschap en de normcommissie “Machineveiligheid” van NEN. Want er speelt nogal wat.
Het begint eigenlijk al als we Hoogerkamp vragen naar wat hij nu eigenlijk verstaat onder “machineveiligheid”. De markt heeft de term namelijk wat breder getrokken dan eigenlijk de bedoeling is. “Oorspronkelijk betekent het de veiligheid betreffende de Machinerichtlijn. Maar “machineveiligheid” is inmiddels zo breed geworden dat de markt alles wat met machines en hun bewegingen samenhangt, er onder wil vangen. Het lijkt wel of er twee werelden zijn, enerzijds machineveiligheid en anderzijds de arboveiligheid. Omdat de normcommissie wel uitgaat van de term zoals bedoeld in de Machinerichtlijn, kan dat tot verwarring en onduidelijkheid leiden. Neem bijvoorbeeld het onderwerp trappen en bordessen. Stel je hebt een kooiladder waarmee je op de bovenkant van een grote machine kunt klimmen die voldoet aan de eisen van norm onder de Machinerichtlijn. Met eenzelfde ladderconstructie kan je ook een dak van een gebouw mee beklimmen. En valt die kooiladder dan onder “machineveiligheid” als er toevallig boven op dit dak een ventilatiesysteem staat? Door het breder trekken van de term “machineveiligheid” ontstaat dat soort discussies. Daardoor ontstaat er onduidelijkheid en verloopt normalisatie moeilijk.”
De normcommissie
De normcommissie “Machineveiligheid” (341018) richt zich op de algemene aspecten van machineveiligheid. Hierbij behoort onder andere de norm NEN-EN-ISO 12100 Veiligheid van machines – algemene ontwerpbeginselen – risicobeoordeling en risico reductie. Hiernaast bevat het werkgebied diverse geharmoniseerde B-normen. In het kader van de Europese Machinerichtlijn worden normen opgesteld die een technische invulling zijn van de essentiële veiligheidseisen van die richtlijn. De normen zijn verdeeld in drie categorieën, legt Hoogerkamp uit. “A-normen voor de ontwerpmethodologie, B-normen voor bepaalde veiligheidsaspecten en -voorzieningen, en C-normen voor specifieke machines. Het werkgebied van de normcommissie omvat A-normen en B-normen niet alleen van werktuigbouwkundige aard, zoals voor veiligheidsafstanden, afschermingen, toegangsmiddelen tot machines en dergelijke, maar ook van elektrotechnische aard, zoals de elektrische en besturingsveiligheid van machines. Voor de C-normen zijn andere normcommissies ingesteld.” Als voorzitter participeert Hoogerkamp actief in de buitenlandse normalisatie. “Dat is nodig omdat je anders geen actieve inbreng hebt en dus geen invloed kunt uitoefenen op wat er gaat gebeuren. Die actieve participatie wordt in Nederland wel steeds lastiger merk ik. Het ontbreekt aan voldoende mensen, tijd en financiële middelen. Maar ook inhoudelijke deskundigheid. Normen worden ook steeds meer regeltjes, vinkjes die gezet moeten worden zonder dat gebruikers de context in de praktijk kennen. Daar verzet ik mij tegen.”
Machinerichtlijn wordt verordening
De Machinerichtlijn dateert uit 1992 en is -hoewel er wijzigingen zijn geweest – dus wel aan een update toe. Zaken als cybersecurity en artificial intelligence (AI) zijn onderwerpen die een steeds nadrukkelijkere rol spelen bij machineveiligheid. Neem alleen al de interactie tussen robot en mens die veel vaker gaat plaatsvinden en waarvoor ook de nodige afspraken moeten worden gemaakt. “De contouren van een nieuwe verordening zijn wel bekend. Qua productveiligheid zal er niet veel veranderen. Er komt meer aandacht voor AI en cybersecurity en het onderwerp substantiële wijzigingen zal goed tegen het licht worden gehouden.
Ook zullen de machineveiligheidsnormen mettertijd worden aangepast. Bijvoorbeeld de eisen van normen voor transportbanden waarbij het toepassingsgebied sinds de invoering van die normen breder is geworden en ook de huidige systemen in bijvoorbeeld distributiecentra moet omvatten.” Qua normalisatie betekent deze overgangsperiode naar een verordening dat er een soort luwte ontstaat, zegt Hoogerkamp. “Maar straks als er meer duidelijk wordt, zal er een vloed aan nieuwe en/of aangepaste geharmoniseerde normen komen. De vraag voor nu is dus in hoeverre is er sprake van een wezenlijke verandering of slechts een redactionele aanpassing? Dat weten we pas als de nieuwe verordening er is. Toch denk ik dat er in ieder geval op het gebied van productveiligheid voor bedrijven weinig zal veranderen in de nieuwe verordening. Hoeveel er verandert hangt echter af van het type bedrijf.”
Versnipperde invloed
De invloed die de markt op normen kan hebben is in Nederland nogal versnipperd. Dat heeft ook weer deels te maken met hoe breed het begrip machineveiligheid door de markt wordt ingevuld. Producenten van bijvoorbeeld transportbanden willen invloed op een stuk van een norm dat daarover gaat. Bedrijven zien volgens Hoogerkamp onvoldoende in dat ze ook juist op een wat breder niveau moeten meepraten om zo invloed uit te oefenen op het kleine stukje dat hun eigen activiteiten omvat. “Het is voor veel producenten een ver-van-mijn-bed-show. En dat is jammer want de algemene ondertoon (lees A-, en B-normen) bepaalt uiteindelijk wat er in C-normen gaat gebeuren. Bedrijven kijken mijns inziens teveel naar de C-normen.” Bovendien moet er internationaal overlegd worden vanuit een actieve basis per land. “En wie gaat dat doen als ik straks weg ben? Deze persoon moet tijd, geld en inhoudelijke kennis hebben. In landen zoals Duitsland of Frankrijk is dat veel beter geregeld. Daar wordt een complete afvaardiging opgetuigd. In Nederland dreigt het scenario dat we straks alleen nog maar passief commentaar inbrengen waar weinig mee wordt gedaan. Dan loop je achter de feiten aan.” Hoogerkamp is dan ook voorstander van de opzet van platforms waarbij partijen zich kunnen aansluiten tegen een lager tarief dan voor de normcommissies en er zodoende meer deelnemers worden geworven. “Alle inbreng van kennis is welkom. En we hebben al laten zien dat de opzet met platforms zijn vruchten afwerpt in het platform voor elektrische en besturingsveiligheid.”
Feeling voor de praktijk
Ondanks alle uitdagingen op zijn vakgebied is Hoogerkamp voorzichtig optimistisch naar de toekomst. “In de dertig jaar dat de Machinerichtlijn bestaat is er toch één en ander aan kennis over A- en B-normen doorgesijpeld in het bedrijfsleven. Dat is een goede zaak. Maar we zijn er nog lang niet. Er moet meer aansluiting van theorie op de praktijk komen. De inhoud van normen moet niet als in beton gegoten worden gezien. Dat is wel wat er nu gaande is in Nederland, we gaan steeds meer richting een compliance cultuur waarbij er vinkjes worden gezet en er heel star gekeken wordt naar bijvoorbeeld het aantal millimeters aan traliewerk dat in een norm wordt genoemd. Wijkt dat in de praktijk lichtelijk af, dan wordt dat vaak als niet goed beschouwd. Terwijl er waarschijnlijk in de praktijksituatie, waar het betreffende hekwerk staat, niets aan de hand is. Dat besef moet meer doordringen. Ontwerpers die normen hanteren moeten meer feeling krijgen voor de praktijk en ook hun inhoudelijke deskundigheid beter op peil brengen.”