In het derde kwartaal van 2021 was de uitstoot van broeikasgassen 3 procent lager dan in hetzelfde kwartaal van 2020. Dat komt vooral doordat er minder elektriciteit is geproduceerd. Dit melden het CBS en RIVM/Emissieregistratie op basis van de voorlopige kwartaalcijfers over de broeikasgassenuitstoot conform de richtlijnen van de IPCC.
Minder uitstoot elektriciteitssector
De gestegen gasprijzen en de relatief goedkopere elektriciteit uit het buitenland, afkomstig uit kern- en kolencentrales, leidden in het derde kwartaal van 2021 tot meer ingevoerde elektriciteit (66 procent) en minder productie (-15 procent) dan in hetzelfde kwartaal een jaar eerder. Door de productiedaling heeft de elektriciteitssector, ondanks het verstoken van meer steenkolen, minder broeikasgassen uitgestoten (-14 procent). Ook de toenemende productie uit hernieuwbare bronnen zorgde voor minder uitstoot.
Uitstoot door overige klimaatakkoordsectoren vrijwel gelijk
Het energieverbruik door de gebouwde omgeving en de landbouw varieert van jaar op jaar niet veel in de zomermaanden. In de koudere maanden spelen zonuren en temperatuur een belangrijke rol in het energieverbruik door deze twee sectoren, maar dat valt in de zomer vrijwel weg.
Ook de emissies door de industrie en mobiliteit zijn in het derde kwartaal van 2021 ongeveer hetzelfde als in het derde kwartaal van 2020. Daarmee lag de uitstoot door de mobiliteit nog steeds onder het pre-coronaniveau.
Uitstoot in eerste drie kwartalen 2021 onder pre-coronaniveau
In de eerste drie kwartalen van 2021 zijn meer broeikasgassen uitgestoten (3 procent) dan in dezelfde periode van 2020. De uitstoot in het derde kwartaal was weliswaar lager dan een jaar eerder (-3 procent), maar de uitstoot in het tweede kwartaal van 2021 was een stuk hoger (11 procent). Ook in het eerste kwartaal lag de uitstoot hoger (2 procent). In vergelijking met twee jaar eerder was de totale uitstoot in de eerste drie kwartalen echter nog lager (-6 procent).
Het CBS berekent ook de uitstoot van CO2 door alle Nederlandse economische activiteiten volgens de nationale rekeningen. Hierbij wordt in vergelijking met de uitstoot volgens de IPCC-definities ook de CO2-uitstoot van de internationale lucht- en zeevaart en de uitstoot door verbranding uit biomassa meegenomen. In het bericht hieronder worden de CO2-emissies conform de berekeningswijze van de nationale rekeningen gepresenteerd.
Uitstoot CO2 Nederlandse economie ook lager in het derde kwartaal
De CO2-uitstoot door de Nederlandse economie was in het derde kwartaal 0,6 procent lager dan in hetzelfde kwartaal van 2020, terwijl het bruto binnenlands product (bbp) in diezelfde periode met 5,0 procent groeide. Ook hier is de voornaamste oorzaak de lagere productie van de elektriciteitssector.
De transportsector heeft echter 28 procent meer CO2 uitgestoten dan een jaar eerder. Dat is vooral toe te schrijven aan het gedeeltelijke herstel van de luchtvaart. In vergelijking met twee jaar geleden was de uitstoot door de luchtvaart nog ongeveer een kwart lager. Ook de emissies door de binnenvaart waren hoger, ruim 15 procent ten opzichte van het derde kwartaal van 2020. De zeevaart stootte in het derde kwartaal minder uit dan een jaar eerder.
De CO2-emissies zijn een eerste berekening op basis van de dan beschikbare informatie. De cijfers kunnen wijzigen op grond van nieuwe statistische broninformatie die nadien beschikbaar komt. Verdere toelichting op de IPCC richtlijnen is hier te vinden.