In het tweede kwartaal van 2021 was de uitstoot van broeikasgassen 11 procent hoger dan in hetzelfde kwartaal van 2020. Daarmee beweegt de uitstoot weer naar het niveau van voor corona. De toename is vooral toe te schrijven aan het hogere aardgasverbruik, onder andere voor meer verwarming en industriële productie. Dit melden het CBS en RIVM/Emissieregistratie op basis van de voorlopige kwartaalcijfers over de broeikasgassenuitstoot conform de richtlijnen van de IPCC.
Kouder en minder zonnig
Net als een kwartaal eerder hebben huishoudens in het tweede kwartaal meer gas verbruikt dan in hetzelfde kwartaal van 2020. Dit kwam voornamelijk door het koudere weer. Hierdoor is de uitstoot door de gebouwde omgeving (huishoudens en kantoren) zo’n 34 procent hoger dan in het tweede kwartaal van 2020.
Het was niet alleen kouder, maar ook minder zonnig dan hetzelfde kwartaal een jaar eerder. Hierdoor had de landbouw meer elektriciteit nodig voor de belichting van kassen. De glastuinbouw haalt zijn elektriciteit voor een groot deel uit de inzet van aardgas voor eigen warmtekrachtinstallaties (wkk), waardoor ook de landbouw meer broeikasgassen uitstootte (7 procent).
De kortetermijnontwikkeling in de broeikasgasuitstoot door de gebouwde omgeving en de landbouw wordt niet alleen door het weer beïnvloed, maar het speelt vaak wel een grote rol.
Meer productie industrie
De industrie heeft in het tweede kwartaal van dit jaar ongeveer 14 procent meer geproduceerd dan in hetzelfde kwartaal een jaar eerder. Hiervoor was meer energie (voornamelijk aardgasverbruik) nodig en mede daardoor lagen de emissies door de industrie ongeveer 13 procent hoger dan een jaar eerder.
Uitstoot elektriciteitssector nauwelijks hoger
In het tweede kwartaal van 2021 heeft de elektriciteitssector nauwelijks meer uitgestoten dan in hetzelfde kwartaal een jaar eerder (2 procent). Deze ontwikkeling is vrijwel gelijk aan die van de elektriciteitsproductie. De aardgascentrales hebben wel minder geproduceerd vanwege de stijgende gasprijzen op de wereldmarkt, maar dit werd deels gecompenseerd door de hogere elektriciteitsproductie door de kolencentrales.
Het CBS berekent ook de uitstoot van CO2 door alle Nederlandse economische activiteiten volgens de nationale rekeningen. Hierbij wordt in vergelijking met de uitstoot volgens de IPCC-definities ook de CO2-uitstoot van de internationale lucht- en zeevaart en de uitstoot door verbranding uit biomassa meegenomen. In het bericht hieronder worden de CO2-emissies conform de berekeningswijze van de nationale rekeningen gepresenteerd.
Uitstoot CO2 Nederlandse economie fors hoger in het tweede kwartaal
De CO2-uitstoot door de Nederlandse economie was in het tweede kwartaal 14,1 procent hoger dan in hetzelfde kwartaal van 2020 en groeide daarmee harder dan het bruto binnenlands product (bbp). Vooral de grotere productie van de industrie en de transportsector hebben bijgedragen aan de hogere emissies. Het bbp was in het tweede kwartaal van dit jaar 9,7 procent groter dan een jaar eerder.
De transportsector (inclusief luchtvaart) heeft 23,5 procent meer CO2 uitgestoten dan een jaar eerder. Dit komt onder meer door het gedeeltelijke herstel van de luchtvaart. Vorig jaar had de luchtvaart immers veel last van de lockdown. In vergelijking met twee jaar geleden was de uitstoot door de luchtvaart nog ongeveer de helft lager.
De emissies door autogebruik van huishoudens waren ook hoger, ruim 23 procent ten opzichte van het tweede kwartaal van 2020. Ook het overige wegvervoer stootte in het tweede kwartaal meer uit dan een jaar eerder. In het tweede kwartaal van 2020 lag de verkeersintensiteit op een dieptepunt.
De CO2-emissies zijn een eerste berekening op basis van de dan beschikbare informatie. De cijfers kunnen wijzigen op grond van nieuwe statistische broninformatie die nadien beschikbaar komt. Verdere toelichting op de IPCC richtlijnen is hier te vinden.